Luxe voor enkelen en een werkpaard voor velen



In maart 1977 werd te Genève een nieuwe Volvo voorgesteld. Die was echter vooral voor de Amerikanen ontworpen, die al eens van een zeer speciale smaak getuigden. Zoals gewoonlijk begon het verhaal enkele jaren vroeger. Bij de verdwijning van de 1800ES in de lente van 1973, beschikte Volvo niet langer over een topklassemodel en sommigen - Pehr G. Gyllenhammer inbegrepen - begrepen, dat die lacune dringend moest worden aangevuld.


Prototype van de 164


Het eerste prototype werd gebouwd op basis van een tweedehands 164 die tot een tweedeurs coupé werd getransformeerd.








Prototype


Het nieuwe prototype was bijna gelijk aan de daarop volgende productiemodellen, met uitzondering van de drie kroontjes naast de achterste zijruit.








Prototype van de USA versie




De USA-versie hadden vier koplampen - wat het uiterlijk sterk beïnvloedde. Deze wagen was in donkerbruin "metallic" met een beige dak.





Jan Wilsgaard werd opgedragen een sportcoupé te tekenen gebaseerd op het nieuwe 264-model.
Een gewone 164 werd door Coggiola uit Italië herbouwd als een tweedeurs coupé.
Zijn coupé-uitzicht niet te na gesproken, was de auto volledig standaard, alhoewel de voorruitstijlen sterker helden en het dak 60 mm lager was.
De 260-reeks hadden een tweedeurs, bekend als de 262. Gedurende 1976 en 1977 waren er maar 3.329 van geproduceerd en in de lente van 1977 werden ze vervangen door een nieuwe auto, de 262C. "Kroner" was de codenaam tijdens de ontwikkelingsfase en - zeer toepasselijk - de prototypes hadden drie kronen achter de achterzijruit. Op de produktiemodellen werd dat één enkele kroon. een Bertone-badge kwam op de flank naast de voordeur te staan.
Dat bewees meteen, dat Volvo onvoldoende capaciteit had om dit speciale model te bouwen. In werkelijkheid verscheepte men "kits" naar Bertone in Turijn, waar de wagens geassembleerd en gespoten werden. In de zomer van 1980 had men 6.622 van deze auto's gebouwd, toen men besloot hem uit de markt te nemen. Deze wagens bezaten allemaal de V-6-motor van de gewone 260-reeks en kregen later ook de grotere motor samen met deze laatste. Dat gold ook voor de achtersteven, die in de herfst van 1978 gewijzigd werd (dus eigenlijk voor het model 1979) met een groter kofferdeksel en rond de hoeken gebogen achterlichten.


voorinterieur achterinterieur Het interieur was verschrikkelijk luxueus, met bijna alles met leder overtrokken. De deuren hadden houten panelen en aangezien de zetels behoorlijk wat lager waren, was er veel hoofdruimte.






Standaard waren de zeer luxueuze lederen afmaak van het stuur, met een overdaad aan hout van hoge kwalitiet, een automatische bak, servo-stuur, getinte ruiten, elektrisch bediende achteruitkijkspiegels, antenne en zijruiten, elektrische verwarmde voorzetels, verlichting in motor- en kofferruimte en air conditioning.

havenfoto

Aanvankelijk waren deze auto's alleen in zilvermetaaltint met zwart vinyl dak te krijgen, maar vanaf 1979 kwam er de goudmetaaltint, zonder vinyldak bij, (die modellen hadden ook de automatische "cruise control").
Aangezien deze wagens in kleine hoeveelheden en als het ware ambachtelijk werden geproduceerd, kon er ook op speciale bestelling gewerkt worden.
Oorspronkelijk had men een jaarlijkse productie van 800 eenheden over een periode van vier jaar in het hoofd.
Er weren er echter meer geproduceerd, ook al werd het model op zeer gemengde gevoelens onthaald.
De totoale productie bedroeg 6.622 eenheden, waarvan er 75 procent naar de USA werden uitgevoerd en er nagenoeg 500 in Zweden werden verkocht.

stoet Slechts 6.622 van de zeer exclusive 262C's werden gebouwd. 75% procent ervan werden in de USA verkocht en er bleven er ongeveer 500 in Zweden.

Aanvankelijk werden al deze wagens in zilvermetaaltint uitgevoerd, met een dak in zwart vinyl. Vanaf 1979 model hadden deze wagens een nieuwe achtersteven met een grotere kofferdeksel en rond de zijkanten geplooide achterlichten.




havenfoto Tegelijk werden ook de voorste spoiler en de wielen van lichte legering geïntroduceerd.

De wagens waren nu meestal in goudmetaalkleur gespoten (met het dak in dezelfde kleur).







De wagen lokte nogal wat controversus uit. Sommige autojournalisten schreven dat het dak er uitzag alsof iemand er een deuk had ingedrukt, maar sommige van hun collega's waren enthousiast over de mooie vormgeving.
De bezitters waren het er allen over eens, dat dit een ideale auto voor de lange afstanden was.
Het was niet de eerste keer, dat Volvo beroep deed op Bertone om speciale versies te bouwen. Nog een "special" - de 264TE (Top Executive) - met een langer koetswerk (70cm langer in feite) werd vanaf 1975 in Italië gebouwd.
De 264TE was een ongelooflijk luxueuze auto. Hij bezat twee extra vouwstoelen, grijs-fluwelen binnenbekleding, een stereoradio, elektrisch bediende zijramen en antenne.
De auto's werden beschouwd als te gebruiken voor officiëlen en diplomaten, wanneer echte VIP-toestanden erom vroegen. Meestal waren ze in donkerblauw gespoten. Merkwaardig genoeg werden er 125 verkocht aan de Duitse Democratische Republiek, waar ze nog steeds dienst voor officiële gelegenheden dienst doen.

Goudkleurig aan de haven                 Goudkleurig voor het kasteel


text en foto's uit het Volvoboek Personenwagens van de jaren 20 tot de jaren 90

Go To Top of Page